De Dublinverordening bepaalt welk land binnen de EU verantwoordelijk is voor het behandelen van een asielaanvraag. De algemene regel is dat het land waar de asielzoeker voor het eerst is aangekomen of voor het eerst asiel heeft aangevraagd, verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Stel dat een asielzoeker de EU binnenkomt en eerst in Duitsland een asielaanvraag heeft ingediend, en vervolgens de grens oversteekt naar Nederland en hier opnieuw een asielaanvraag indient, dan is het uitgangspunt dat Nederland deze asielaanvraag niet in behandeling hoeft te nemen. In de praktijk zal Nederland dan aan Duitsland vragen of zij instemmen met de overname van de asielzoeker en als Duitsland instemt, dan zal besloten worden dat de asielzoeker overgedragen wordt en zal een overdrachtsprocedure in gang gezet worden.
In dezelfde Dublinverordening staat ook vermeld dat Nederland zes maanden de tijd heeft om een asielzoeker over te dragen, gerekend vanaf de datum dat de asielzoeker zijn asielaanvraag in Nederland heeft kenbaar gemaakt. In uitzonderingsgevallen, zoals bij detentie of onderduiken, kan deze periode tot twaalf respectievelijk achttien maanden worden verlengd. Wordt de asielzoeker niet binnen de geldende termijn overgedragen, dan is Nederland verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag.
Een voorbeeld uit onze praktijk
Onlangs hebben wij een cliënt bijgestaan, waarvan gezegd werd dat de asielaanvraag in Nederland niet in behandeling genomen kon worden, omdat hij eerder al in Duitsland een asielaanvraag had ingediend. Volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) was Duitsland dan ook verantwoordelijk voor de asielaanvraag van cliënt. Duitsland had de verantwoordelijkheid ook erkend. In principe behoorde de IND er dus voor zorg te dragen dat cliënt binnen de periode van zes maanden overgedragen zou worden aan Duitsland. Dat gebeurde niet. Namens cliënt heeft ons kantoor dan ook aangevoerd, dat een overdracht aan Duitsland niet meer mogelijk was, en Nederland verantwoordelijk geworden is voor de asielaanvraag. Volgens de IND was de overdrachtstermijn echter verlengd omdat cliënt gedetineerd zou zijn geweest en dus was Duitsland nog steeds verantwoordelijk.
De rechtbank volgde het betoog van de IND niet en heeft het beroep gegrond verklaard. Uit het dossier bleek niet dat cliënt voor het aflopen van de periode van zes maanden in detentie had verbleven, zodat de overdrachtstermijn niet op die grond verlengd kon worden. Ook was niet gebleken dat cliënt op enig moment buiten beeld was geraakt en zou zijn ondergedoken. Daarom is de termijn van zes maanden niet verlengd en had de IND ervoor moeten zorgen dat cliënt binnen die termijn aan Duitsland was overgedragen. Aangezien cliënt zich na die zes maanden nog steeds in Nederland bevond, is de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van Duitsland overgegaan op Nederland en is Nederland aldus verantwoordelijk geworden om het asielverzoek van cliënt te gaan beoordelen.
aanvraag nu bij Nederland.