Intrekken Nederlanderschap
Op grond van Artikel 14 van de Rijkswet op het Nederlanderschap kan de Nederlandse nationaliteit kan worden ingetrokken onder bijzondere omstandigheden. Een van deze omstandigheden is iemand is veroordeeld voor ernstige misdrijven. Het gaat hierbij dan om misdrijven die gericht zijn tegen de belangen of de veiligheid van Nederland. Bijvoorbeeld een oorlogsmisdrijf of een terroristisch misdrijf.
Voorbeeld uit de praktijk
Onlangs heb ik een cliënt bijgestaan in een zaak bij de Raad van State over de intrekking zijn Nederlanderschap vanwege de veroordeling voor meerdere terroristische misdrijven. In 2013 was cliënt voor het eerst veroordeeld voor het treffen van voorbereidende handelingen om af te reizen naar Syrië om daar deel te nemen aan de gewapende strijd. Vervolgens is hij in 2016 wederom veroordeeld voor het verrichten van voorbereidende handelingen met terroristisch oogmerk. Hierbij is bewezen verklaard dat cliënt heeft geprobeerd om naar Syrië of Irak te reizen.
In 2019 heeft de staatssecretaris besloten om het Nederlanderschap van cliënt in te trekken. Cliënt is het hier niet mee eens. In hoger beroep voert hij onder andere aan de Nederlandse nationaliteit niet kan worden ingetrokken omdat dit zijn enige nationaliteit is. Hij zou als gevolg van de intrekking staatloos worden. Ten tweede voert cliënt aan dat de rechter onvoldoende heeft gemotiveerd dat de misdrijven waarvoor hij veroordeeld is de essentiële belangen van Nederland schaden. Tenslotte voert cliënt aan dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belangen.
Staatloosheid
De Nederlandse nationaliteit mag niet worden ingetrokken als dit staatloosheid tot gevolg zou hebben. Cliënt voert aan dat de Nederlandse nationaliteit zijn enige nationaliteit is. Dit betoog faalt. De rechter acht bewezen dat cliënt over de Irakese nationaliteit beschikt. Tijdens de asielprocedure hebben de ouders van cliënt verklaard dat hij over de Irakese nationaliteit beschikt. Hij beschikt tevens over een Iraakse ID-kaart.
Essentiële belangen
Volgens cliënt zouden de misdrijven waarvoor hij veroordeeld is niet de essentiële belangen van Nederland raken, omdat het zou gaan om voorbereidende handelingen met terroristisch oogmerk en niet het plegen van een daadwerkelijk terroristisch misdrijf. Volgens de Raad moeten voorbereidende handelingen met terroristisch oogmerk echter ook als terroristisch misdrijf in de zin van Artikel 14 RWN worden aangemerkt.
Belangenafweging
Cliënt voert tenslotte aan dat de rechtbank onvoldoende de evenredigheid van de intrekking heeft beoordeeld. Volgens EU-rechtspraak, moet de rechter een afweging maken tussen de belangen van cliënt enerzijds en de belangen van de Nederlandse samenleving anderzijds. Cliënt voert aan dat er onvoldoende rekening is gehouden met de hechte band die hij met Nederland heeft. Dit betoog faalt eveneens. De rechter is van oordeel dat er voldoende rekening is gehouden met de belangen van cliënt. Zo heeft de staatssecretaris meegenomen in de beslissing dat cliënt al tien jaar in Nederland verbleef, een baan in Nederland heeft gehad en hier naar school gegaan. De staatssecretaris stelt zich hierbij op het standpunt dat cliënt, door terroristische misdrijven voor te bereiden, zelf zijn band met Nederland heeft verbroken. Al met al wegen zijn belangen niet op tegen de bedreiging die hij vormt voor de Nederlandse samenleving.
Nederlanderschap mag worden ingetrokken
De Raad van State verklaart het hoger beroep ongegrond. Het Nederlanderschap van cliënt is terecht ingetrokken. De volledige uitspraak van 5 oktober 2022 kan hier gelezen worden.