Op 13 november jl. heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak gedaan over het kwijtschelden van de inburgeringscursus bij een vreemdeling met een reguliere verblijfsvergunning.[1]
Met uitzondering van een aantal verblijfsvergunningen kan in het algemeen gezegd worden dat een vreemdeling die in Nederland een verblijfsvergunning krijgt een inburgeringsplicht heeft. De vreemdeling krijgt 3 jaar de tijd om in te burgeren.
Als de vreemdeling binnen de gestelde termijn de inburgeringscursus heeft behaald, komt hij of zij in aanmerking komen voor de kwijtscheldingsregeling als bedoeld in artikel 4.13 Besluit inburgering (Bi). Belangrijk om te vermelden is dat de kwijtscheldingsregeling alleen voor asielgerechtigden en hun gezinsleden geldt indien zij tijdig inburgeren. Maar wat nu als een vreemdeling een reguliere verblijfsvergunning heeft gekregen?
In de hiervoor genoemde uitspraak had de vreemdeling, houdster van een reguliere verblijfsvergunning gesteld dat het onderscheid dat gemaakt werd tussen een reguliere en asielvergunning in artikel 4.13 Bi in strijd is met artikel 14 EVRM en artikel 1 van het Twaalfde Protocol (het discriminatieverbod). De Afdeling leidt uit de totstandkoming van artikel 4.13 Besluit inburgering af dat de wetgever heeft beoogd een uitzondering voor asielgerechtigden op te nemen op de regel dat een lening voor de inburgering volledig moet worden terugbetaald. De minister was ervan overtuigd dat mede gelet op de mogelijkheid tot kwijtschelding van de lening de inburgering van asielgerechtigden op een goede manier tot stand kan komen en dat zij een goede start in de Nederlandse samenleving kunnen maken.
Uit de totstandkomingsgeschiedenis valt echter niet af te leiden waarom de wetgever deze uitzondering heeft beperkt tot asielgerechtigde inburgeringsplichtige en waarom het gemaakte onderscheid tussen deze groep en de overige inburgeringsplichtige gerechtvaardigd zou zijn. De minister heeft de achtergrond van het onderscheid niet toegelicht tijdens de procedure. De Afdeling oordeelt dat de minister daartoe wel verplicht was, aangezien de vreemdeling had gesteld dat de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding in haar geval discriminatoir is, omdat zij zich, in een vergelijkbare positie bevindt als een asielgerechtigde. Ter zitting bij de Afdeling had de minister verklaard dat hij de achtergrond van het onderscheid niet kent en kon daarmee geen grond geven voor het gemaakte onderscheid. De Afdeling stelde de vreemdeling nu in het gelijk de minister moet een nieuwe beslissing nemen. Het is dus nog niet duidelijk hoe de zaak verder zal aflopen en of de minister wellicht toch nog een gerechtvaardigd onderscheid helder kan maken.
In de tussentijd is het echter belangrijk dat als u een reguliere verblijfsvergunning heeft en uw lening bij DUO dient terug te betalen u in ieder geval om kwijtschelding verzoekt. De ervaring leert dat DUO nog steeds in dit soort gevallen afwijst, maar het is dus de vraag of dat terecht is. Het is dus goed om dan in bezwaar te gaan tegen de beslissing van DUO.
Indien u vragen over dit onderwerp heeft of u heeft hulp nodig bij een dergelijke zaak, neemt u dan gerust contact op met ons kantoor.
[1] ABRvS, 13 november 2019, 201807236/1/V6, ECLI:NL:RVS:2019:3847[/vc_column_text][/vc_column][vc_column width=”1/3″][vc_single_image image=”1126″ img_size=”full”][/vc_column][/vc_row]